HERFSTKINDEREN
bij tijd en wijle is het einde het begin
van iets dat er eerder was
maar onvindbaar
nog niet bestand tegen herinnering
of het leed van de waarnemer
is het zoeken naar de uittaal
een woord in een zin rijgen
ergens heengaan en terugkomen op de plek
waar stenen werden gestapeld
een stenen boom water geeft
en hij stem krijgt
zo zal het niet meer zijn
de kalme afwachting van een te verliezen tijd
afgedaald uit het land dat oprijst
jullie hem meenemen in dichte boeken
hij jullie
zo was het
vrolijkheid
lichte dans van vrouwenvoeten
wijn uit gesabreerde hals
en de belofte
van veel en ver en vol
maar vandaag reikt zijn stem niet verder
dan dit plein
waar bij toeval een vrouw een man verlaat
ziet het oog slechts de hand
die de pen neerlegt
en zich aan de andere probeert te warmen
VALS SPEL
we speelden vanochtend vroeg een spel
wie verloor vertrok
om elders de vinger aan de pols te krijgen
het kwam bij niemand op een berekening uit te voeren
van de bijkomende kosten van vertraging en afmatting
dat werd ons fataal bleek later
tot die tijd introduceerden we nieuwe regels
of bedachten een nieuw spel
waarop de oude regels van toepassing waren
of soms alleen maar regels
totdat hij terugkwam
en ons een spel zonder regels voorlegde
een schijnvertoning noemde hij het zelf
maar bedoelde het anders
het bleef lange tijd stil
met de avond kwam ook de verwachte regen
die de stilte een zacht geluid gaf
ons bleef toen niet anders over
dan de orde:
we vingen het water op
en dreven hem af
naar wat ons het laagste leek
HOE HET HEEL LANGZAAM LICHT WORDT
De koele nachtmist bleekt de dag, legt haar het witte kleed om, een kinderlied klimt huizenhoog, het plein stoot vreemde mannen af, schuift brood aan haar oog voorbij, leest de krant een stuk over Soleimani, stroomt koffie haar keel in, vult een tas zich met handelswaar, opent een woord haar mond, klampt de deur zich aan het slot. Uit het glazen meer stijgen zwanen op, breken de wolken. Stilte geeft een hoop gedoe voor wie van kermis houdt. In de landstaal van al die mannen fietst zij verder waarheen de weg haar brengt. Milde vragen stelt zij waar de zon zich aan warmt, of haar kat weet heeft van grammatica, maar wie is het dan die zingt?*
* “Maar wie is het dan die zingt?”, Michael Palmer in ‘Brief aan Rotterdam’
HAUTMANS JE DROOMT
Hautmans, je droomt
dat de aarde een plat vlak is
waarop je eindeloos kunt dansen
zonder eraf te vallen
dat je landschappelijk van waarde bent
met je tandeloze bek je opgeblazen vingers
je winderigheid je versleten tongval
dat de aarde een plat vlak is
dat krom trekt, een kom wordt
waarin je danst
totdat je naar het exacte midden glijdt